Overige ontwikkelingen
In deze paragraaf komen de overige ontwikkelingen aan de orde. Dit zijn ontwikkelingen die niet in Tussenbalans aan de orde zijn gekomen, maar die wel van belang zijn om aandacht aan te besteden in deze perspectiefnota. Ze hebben vooralsnog geen financiële implicaties.
Overige ontwikkelingen
Leefomgeving: Kleine kernen
De leefbaarheid van de kleine kernen staat onder druk. Daarentegen ontstaan juist hier ook veel initiatieven vanuit de eigen bevolking. De succesvolle subsidieregeling Leefbaarheid Kleine Kernen loopt eind 2017 af. De regeling ondersteunt fysieke maatregelen die de ruimtelijke, sociale en duurzame kwaliteiten versterken van kleine kernen (maximaal 15.000 inwoners). Het gaat hierbij om het versterken van het zelforganiserend vermogen. Dit staat in het beleid sociale kwaliteit centraal. We ondersteunen in het kader van sociale kwaliteit vanaf 2018 initiatieven met als thema: iedereen doet mee, gezond bewegen helpt, zelfstandig keuzes maken en noaberschap als middel.
Leefomgeving: Omgevingswet
Invoering van de Omgevingswet staat gepland voor voorjaar 2019. Verwachting is dat daadwerkelijke invoering van de Wet niet voor 2020 plaats zal vinden. In 2018 ligt de nadruk in het programma implementatie Omgevingswet vooral op het uitvoeren van botsproeven, pilots en het ondersteunen van onze partners en onze eigen organisatie bij het ‘omgevingswet proof’ worden. Rondom het automatiseringstraject (DSO) speelt dat het beschikbare budget landelijk niet toereikend zal zijn. In interprovinciaal verband zijn we alert op de ontwikkelingen op dit vlak op het ministerie.
Natuur en landbouw: Vermaatschappelijking natuuropgave
Een belangrijke aanbeveling van de Evaluatie Natuurpact betreft het versterken van de verbinding van natuur aan economie en samenleving. Dit is ook de ambitie bij de herijking van ons natuurbeleid die nu gaande is. Tijdens zogenaamde Groene Tafels en Werkateliers werken we ons nieuwe natuurbeleid op een viertal thema’s uit, samen met vele partners in de samenleving. Ook stellen we samen met die partners een uitvoeringsagenda op om aan dat beleid concreet invulling te geven. Ten tijde van het opstellen van deze Perspectiefnota is dit proces nog in volle gang. Nog niet duidelijk is dus of de nieuwe ambities geheel uitvoerbaar zijn binnen de huidige begrotingskaders. Waar nodig zal hier in de begroting 2018 op worden teruggekomen.
Natuur en Landbouw: Ontwikkelopgave Natura 2000
De Ontwikkelopgave Natura 2000 is de uitvoering van het maatregelenpakket van de programmatische aanpak stikstof en andere maatregelen uit de beheerplannen voor de Natura2000 gebieden. Op 3 juli 2013 heeft u ingestemd met het instellen van de Uitvoeringsreserve Ecologische Hoofdstructuur (U-EHS)(PS/2013/412). Deze reserve gebruiken we voor de uitvoering van de Ontwikkelopgave Natura 2000, de afronding van de verplichtingen en de financiering van het beheer. Voor de perspectiefnota 2019 actualiseren we, zoals met u afgesproken bij de definitieve instelling van de U-EHS (PS/2014/62) de financiële prognose.
Gebiedsontwikkeling: Area Development Twente
Het toekomstige eigenaarschap en de governance van het plangebied Twente Airport vergen de komende tijd nog aandacht. Gegeven de voorgeschiedenis bezint het bestuur van de gemeenschappelijke regeling Area Development Twente zich de komende maanden op mogelijke en gewenste vormen van eigenaarschap, beheer en exploitatie van (de onderdelen van) het plangebied.
Mobiliteit: herijking openbaar vervoer
Eind 2017 is de herijking van het openbaar vervoer afgerond in de zin dat de gefaseerde bezuinigingen op het totale OV-product zijn doorgevoerd of gepland zijn en de aanbesteding van de concessie Midden-Overijssel in voorbereiding is. In die voorbereiding wordt met Gelderland en Flevoland verkend of een grotere provinciegrens overschrijdende concessie wenselijk is. De transitie van het OV is tot op heden succesvol en voorspoedig verlopen. De kosten zijn aanzienlijk beperkt, waarbij de kostendekkingsgraad is gestegen en relatief weinig reizigers hinder van die bezuinigingen ervaren. Op grond van de bestedingen uit het herijkingsbudget in de afgelopen jaren en de nog verwachte toekomstige bijdragen aan nieuwe initiatieven zal begin 2018 de financiële balans worden opgemaakt en aan PS gerapporteerd.
Stedelijke regio’s: bundeling van opgaven:
Vanuit de Agenda Stad Overijssel en de stadsbeweging werken we breed aan de vitaliteit van (binnen)steden en stedelijke regio’s. De opgaven wisselen per stad en per regio. Het is belangrijk dat steden elk hun eigen economische (binnen)stadsprofiel hebben, waarin ze elkaar onderling aanvullen. De leefkwaliteit van de steden is een brede opgave. Tot nu toe is er vanuit de provincie vooral aandacht voor het leefmilieu (geluid, fijnstof, veiligheid etc), maar een gezonde leefomgeving is veel meer dan dat. Met de inrichting van het (binnen)stedelijk gebied kunnen kansen verzilverd worden voor beweging, ontmoeting en welbevinden, die bijdragen aan de algemene leefkwaliteit. Daarnaast kennen thema’s als energietransitie en klimaatadaptatie juist in de stad een eigen opgave. Deze opgaven voor het stedelijk gebied worden in 2018 verder uitgewerkt.
Europese ontwikkelingen
We verwachten dat in de nieuwe Europese begrotingsperiode, dit speelt na 2020, minder geld beschikbaar komt voor de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (INTERREG, EFRO, POP, LEADER) en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Het Europees Parlement heeft aangegeven over meer flexibel geld te willen beschikken voor prioriteiten als migratie en veiligheid. Ook de Brexit maakt dat Europese budgetten lager worden. Verder speelt de discussie over de Toekomst van Europa, met scenario’s waarin de Structuur- en Investeringsfondsen op termijn worden aangepast. In afstemming tussen provincies, Waterschappen en Rijk is voorjaar 2017 gewerkt aan een Position paper voor de lidstaat Nederland, dat het Kabinet op 31 maart 2017 heeft vastgesteld. Dit paper is komende tijd het uitgangspunt voor de Nederlandse gezamenlijke lobby in Europa gericht op het behoud van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen. Breed draagvlak is hierin belangrijk om in Brussel gehoor te vinden. Wij volgen het dossier actief, en brengen waar nodig expertise in. Naar verwachting ontstaat duidelijkheid in 2017/2018 als het gaat om de fondsen en in 2019 of later als het gaat om de Brexit.
Autonome ontwikkelingen
In deze paragraaf lichten we enkele specifieke autonome ontwikkelingen toe. Autonome ontwikkelingen worden bepaald door externe, niet door de provincie te beïnvloeden factoren. Deze zijn samen met de overige mutaties verwerkt in het budgettair perspectief.
Autonome ontwikkelingen
Gladheidsbestrijding
Door de onvoorspelbare weersomstandigheden is de inzet voor de gladheidsbestrijding in mindere mate te beïnvloeden en zijn de lasten voor de begroting lastig te ramen. We zien vanuit het 10-jarig gemiddelde dat er vaker moet worden gestrooid dan structureel is begroot, wat jaarlijks tot een overschrijding leidt. In 2016 heeft er samen met Rijkswaterstaat een aanbesteding plaatsgevonden voor de inzet van de gladheidsbestrijding en is een nieuw contract afgesloten voor de periode van 5 jaar dat tot hogere lasten leidt. Voor de totale stijging van de lasten is jaarlijks € 0,75 miljoen nodig. In jaren met veel strooiacties en/of veel sneeuwval is te voorzien dat er een overschrijding kan plaatsvinden terwijl in andere jaren met minder strooiacties en/of minder sneeuwval de niet benodigde middelen vrijvallen ten gunste van de algemene middelen.
Vormgeving omgevingsdiensten
Uiterlijk op 1 januari 2018 moeten de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s) opgericht zijn. Voor Overijssel betekent dit dat de uitvoering moet worden overgedragen aan de Omgevingsdienst IJsselland, de Omgevingsdienst Twente en de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN). De medewerkers wier takenpakket overgaat naar de omgevingsdiensten, komen per 1-1-2018 in dienst bij één van de drie omgevingsdiensten. Voor de bekostiging van de omgevingsdiensten, zijn de gemeenten en provincie verantwoordelijk. Wij verwachten dat vanuit de provincie een jaarlijks bijdrage van € 2,8 miljoen (voor opdrachten, huisvesting, ICT en overige overhead) nodig is. Dit bedrag kan nog wijzigen omdat er bij het schrijven van de Perspectiefnota nog geen definitieve begrotingen zijn van de omgevingsdiensten en ook de opdrachten voor 2018 nog opgesteld moeten worden. Door de overgang van medewerkers naar de omgevingsdiensten daalt de formatie van de provincie. Hierdoor dalen de personeelsgebonden- en overheadlasten. Deze afname van de lasten met € 2,35 miljoen kan worden ingezet als dekking voor de benodigde bijdrage voor de omgevingsdiensten. Er is dan nog € 450.000 per jaar nodig. Het is voor een goede uitvoering van de taken nodig om het eigenaarschap en het opdrachtgeverschap van de omgevingsdiensten in de begroting vast te leggen. Het budget van € 2,8 miljoen voegen we aan deze prestatie toe.
Overige mutaties
Naast de autonome ontwikkelingen zijn er ook overige mutaties. Deze lichten we hieronder specifiek toe.
Overige mutaties
Perspectieven op basis van de Tussenbalans
De perspectieven op basis van de tussenbalans beschrijven we in hoofdstuk 3. We stellen voor om onderwerpen nader te verkennen en strategieën te ontwikkelen. Dat geeft ons inzicht en handelingsperspectief op basis waarvan we met u in gesprek kunnen en we eventuele volgende stappen op bepalen. Dit is uitgewerkt voor de overkoepelende thema’s krachtige economie, aantrekkelijke leefomgeving en goed bestuur. De verkenningen kunnen we zonder aanvullende middelen uitvoeren. We ontwikkelen de strategieën met veel externe partijen en met bijbehorende proceskosten. Aanvullend onderzoek en specifieke acties zoals het maken van business cases zijn nodig. Hiervoor is incidenteel € 475.000 nodig. De ontwikkeling van regionale energiestrategieën kan vooralsnog gedekt worden uit de middelen voor het programma Nieuwe Energie. Wij doen voor de invulling van de strategieontwikkeling energietransitie, voor zover nodig, in de begroting 2018 een aanvullend voorstel. Naar verwachting zal voor de periode vanaf 2019 de inzet gekoppeld worden aan de bijdrage van de Provincie Overijssel aan een Nationaal Programma Energietransitie.
Flexibeler inzet personeel
In het hoofdlijnenakkoord 2011 – 2015 ‘de Kracht van Overijssel’ hebben wij de opdracht gekregen om met een compactere, slagvaardige en naar buiten gerichte provinciale organisatie te werken aan het realiseren van maatschappelijke opgaven op een beperkt aantal kerntaken. Voor de hiermee samenhangende taakstelling is het begrip ‘formatieplafond’ geïntroduceerd. Op basis daarvan is gekomen tot de huidige inrichting van de organisatie en is de formatiekrimp taakstelling gerealiseerd. Hiermee is deze noodzaak om te sturen op een formatieplafond komen te vervallen. De veranderende omgeving vraagt om meer flexibelere inzet van personeel om adequaat in te spelen op de veranderende opgaven en maatschappelijke ontwikkelingen (zoals participatiebanen). Het hanteren van een plafond op zowel formatie als budget komt die flexibiliteit niet ten goede. Wij laten de sturing op het formatieplafond los en gaan over tot sturing op alleen het personeelsgebonden budget. Structurele formatie kan daarbij alleen vanuit het personeelsgebonden budget worden gedekt. Daarmee zorgen we dat alleen structurele verplichtingen worden aangegaan als er structurele middelen beschikbaar zijn. Voor tijdelijke bezetting of inhuur blijven de spelregels onveranderd.
Overijssel doet mee
Bij de behandeling van de Begroting 2017 op 9 november 2016 is de Motie Van Hofwegen c.s. ‘Overijssel Doet Mee’ aangenomen. Daarin is de uitdrukkelijke wens opgenomen om de nu incidenteel geraamde middelen voor Overijssel Doet Mee, de Jongerenraad en Jij en Overijssel, structureel op te nemen vanaf de Begroting 2018. Hiervoor is jaarlijks € 310.000 nodig, waarvan €70.000 wordt toegevoegd aan het personeelsgebonden budget.
Versterken organisatie kerntaak energie
In het Akkoord van Parijs heeft Nederland zich verplicht tot een reductie van de CO2-emissie met 95% in 2050. De intensiteit van de maatschappelijke discussie rondom de hiermee gekoppelde energietransitie, de ambitie van de decentrale overheden op dit onderwerp en de rol die klimaat en energie naar verwachting in een nieuw kabinet spelen, maken de overgang naar een duurzame energievoorziening naar verwachting tot één van de bepalende maatschappelijke opgaven in de komende decennia. De provinciale organisatie is daar nu niet op ingericht. De inzet voor het programma Nieuwe Energie is tot nu toe op tijdelijke basis georganiseerd, uitgaand van een opgave tot en met 2023. In het perspectief dat in 2023 nog maar eenvijfde van de opgave is gerealiseerd en de opgave nog decennia daarna inspanning en inzet zal vragen, is er sprake van een structurele taak voor de provincie. Voor de kern van het programma, dat nu grotendeels op basis van tijdelijk invulling wordt gerealiseerd, is een structurele invulling nodig. We willen dit vormgeven door het personeelsgebonden budget vanaf 2018 voor de periode van 6 jaar te verhogen met € 500.000 per jaar en te dekken uit het programmabudget Nieuwe Energie. Dit betekent dat er voor de periode na 2023 een herschikking binnen het dan beschikbare personeelsbudget moet plaatsvinden, dan wel structurele dekking gevonden moeten worden voor deze extra formatie.
Het overige deel van de programmaorganisatie blijft tijdelijk ingevuld voor maximaal de duur van het door u vastgestelde programma Nieuwe Energie 2017 - 2023.
Financiële ontwikkelingen
In dit onderdeel lichten we overige financiële ontwikkelingen toe, die van invloed zijn op ons beleid in 2018.
Financiële ontwikkelingen
Flexibilisering van de Begroting
In het Coalitieakkoord is de opdracht opgenomen:“Om de slagvaardigheid en het vermogen om in te spelen op maatschappelijke opgaven van de provincie te vergroten geven wij aan het nieuwe college de opdracht om uiterlijk aan het eind van deze collegeperiode meer flexibiliteit te brengen in de structurele begroting van de provincie”. In de Perspectiefnota 2017 is besloten hoe uitvoering aan deze opdracht wordt gegeven.Op 1 februari 2017 is een technische informatiesessie gehouden voor de Statencommissie Financiën. In deze informatiesessie zijn de uitgangspunten en de voorbeelduitwerking aan de orde geweest.
De technische uitwerking en de voorbeelduitwerking voor de jaren 2017 tot en met 2020 gebaseerd op de cijfers uit de Begroting 2017 kunt u hier vinden. Voor de jaren 2021 t/m 2024 geven we inzicht in de momenten waarop beleidsperiodes aflopen. De structurele lasten zijn vastgezet op het niveau van 2020, de incidentele lasten staan in deze jaren op nul. Hierdoor ontstaat inzicht in de flexibiliteit in de begroting voor de komende acht jaren.
De flexibiliteit van de begroting gaat over natuurlijke momenten waarop keuzes gemaakt kunnen worden om middelen anders in te zetten. De grafieken laten een beeld zien op hoofdlijnen. Het betekent niet dat deze middelen altijd in één keer volledig anders ingezet kunnen worden. Het gaat dan ook niet om vrije ruimte. Het is een afweging van meer of minder, waarbij geldt dat het bijstellen van budgetten invloed kan hebben op ambities, beleid of wettelijke verplichtingen. Als budgetten worden bijgesteld, dan moeten de beleidsmatige gevolgen inzichtelijk gemaakt – en betrokken - worden in de afweging. Het uitgangspunt van heroverweging ligt niet ten grondslag aan deze uitwerking. Bij een eventuele heroverweging kan de volledige begroting worden betrokken. Dus ook de budgetten die zijn opgenomen bij beleid in uitvoering. Vanaf de begroting 2018 gaan wij de grafieken opnemen. Hiermee geven we optimaal inzicht in het aflopen van beleidsperiodes en toekomstige keuzemogelijkheden.
Structureel renderend kapitaal
In de Perspectiefnota 2017 (PS/2016/400) is besloten te onderzoeken of de resterende incidentele ruimte ingezet kan worden voor het genereren van structurele inkomsten voor de lange termijn. Wij kunnen binnen de Wet Fido dit realiseren door het overnemen van aandelen of het verstrekken van leningen vanuit een provinciaal / publiek belang. Dit levert structurele rente- en/of dividendbaten op.
Voorgesteld wordt maximaal € 40 miljoen beschikbaar te stellen voor het genereren van structurele inkomsten. Deze middelen worden in eerste instantie ingezet om aandelen Vitens van gemeenten in Overijssel over te nemen. Met het aandeelhouderschap van Vitens dienen wij een duidelijk provinciaal belang en de aandelen leveren een bewezen structureel dividend op. Wij verwachten gemiddeld een minimaal rendement van 1,5% te behalen. Daarbij aangetekend dat dividendopbrengsten altijd onzeker blijven. Wij kunnen het aandelenbelang van Vitens substantieel uitbreiden, waardoor er een goede concentratie ontstaat van het aandelenbelang van Vitens in Overijssel. Als een gemeente onder preventief toezicht staat, dan wordt ook in overweging genomen om gelijktijdig aandelen Enexis over te nemen. De gemeenten in Overijssel krijgen tot 31 oktober 2017 de mogelijkheid om de aandelen aan te bieden. In volgorde van binnenkomst wordt het aanbod in behandeling genomen. Wanneer na de sluitingsdatum nog middelen van deze € 40 miljoen resteren, dan wordt de mogelijkheid open gehouden om eventueel leningen te verstrekken aan deelnemingen vanuit een publiek belang of gemeenten buiten Overijssel. Vanwege marktomstandigheden is de rente op deze leningen heel laag, maar in de toekomst kan dit met een aantrekkende economie een interessante optie zijn.
Wij stellen voor om de € 40 miljoen te financieren vanuit de SVn leningen die de komende jaren worden terugontvangen. Op basis van het aflossingsschema van de SVn-leningen zal naar verwachting binnen 10 jaar de € 40 miljoen (financiële vaste activa) volledig worden gefinancierd vanuit de Algemene financieringsreserve (eigen vermogen).
Betekenisvollere P&C-cyclus
Doel van de planning- en control cyclus (P&C) is het bewaken van de realisatie dan wel bijsturen van de beleidsdoelstellingen. Het is een samenhangend en continu proces van sturen en bijsturen. De planning- en controlcyclus moet het mogelijk maken om tijdig ontwikkelingen te signaleren en daarop te anticiperen. We streven naar een betekenisvollere P&C cyclus door maximaal te sturen op de essenties, minder bureaucratie, minder omvangrijk en meer het gesprek. Het gaat daarbij om het leesbaar houden en toegankelijker en korter maken van teksten. Het gaat ook om sturing op doelen centraal stellen. En tenslotte gaat het erom het gesprek over doelen beter te faciliteren. De essentie is of er afwijkingen zijn en of er bijgestuurd moet worden. U bent begonnen met de Duisenbergmethode. Dat kan als gevolg hebben dat u hierdoor juist meer informatie wilt hebben. Om ontwikkelingen goed op elkaar af te stemmen is het van belang om het gesprek over zowel het proces om te komen tot een betekenisvollere P&C cyclus als de inhoud daarvan, gezamenlijk te voeren. Het doel is om de resultaten te kunnen benutten ter voorbereiding op de nieuwe coalitieperiode, te starten met de begroting 2019.
Liquiditeitsprognose / Energiefonds Overijssel
In het Coalitieakkoord is de maximale omvang van het Energiefonds Overijssel verlaagd van € 250 miljoen naar € 200 miljoen. Het Energiefonds is revolverend gemaakt, waardoor we extra investeringsruimte creeren. Omdat bij de aanvang van het Energiefonds revolverendheid niet aan de orde was, is een deel van de uitgezette middelen uitgeleend met een aflossing aan het eind van de looptijd (over 10 jaar). Dat zijn de geborgde (=risicoloze) leningen aan woningcorporaties. Hierdoor is de eerste 10 jaar een beperkte aflossing voorzien van de leningen (jaarlijks circa € 6 miljoen). Deze zijn niet toereikend om aan de vraag van de markt (jaarlijks naar verwachting ruim € 25 miljoen) te voldoen.
Om deze dip op te vangen zijn tijdelijk extra liquiditeiten nodig. In het coalitieakkoord is opgenomen dat wij de mogelijkheid onderzoeken voor het aantrekken van externe cofinanciering (extra liquiditeiten). Ten tijde van het opstellen van het coalitieakkoord waren de liquiditeiten van de provincie beperkt. Inmiddels toont onze liquiditeitsprognose een ander beeld (zie begroting 2017). We hebben de komende jaren voldoende overtollige liquide middelen om in het tijdelijke financieringstekort te voorzien. Daarom nemen we in de uitwerking ook de optie mee om eventuele liquiditeitstekorten tijdelijk met eigen overtollige liquiditeiten op te vangen. We geven hierover bij de begroting 2018 uitsluitsel.
Vennootschapsbelasting
Per 1 januari 2016 is de Wet op de Vennootschapsbelasting (Wet Vpb) van toepassing op overheidsondernemingen. In 2016 hebben wij activiteiten geïnventariseerd en beoordeeld op de vraag of deze leiden tot een belastingplicht in het kader van de vennootschapsbelasting. Voor een vijftal clusters van activiteiten hebben we overlegd met de belastingdienst om meer zekerheid te verkrijgen over de fiscale positie. Het betreft de clusters Verbonden partijen, Grond, Treasury, Lokale heffingen en Nazorgfonds. Wij gaan er vooralsnog van uit dat het van toepassing worden van de wet Vpb op overheidsondernemingen voor ons geen noemenswaardige materiële gevolgen heeft. Definitieve standpuntbepaling van de Belastingdienst volgt nog.
Risicomanagement en het weerstandsvermogen
In december 2013 heeft u het risicomanagementbeleid vastgesteld (PS/2013/873). Eind 2017 leggen wij een geactualiseerd risicomanagementbeleid aan u voor. Hiermee maken we met u afspraken over de ambitie die we nastreven op gebied van risicomanagement en stelt u de kaders vast op basis waarvan wij invulling geven aan het risicomanagement.
Wet Houdbare Overheidsfinanciën
De decentrale overheden moeten op basis van het baten-lastenstelsel een sluitende begroting hebben. Door afwijkende Europese boekhoudregels is het mogelijk dat deze sluitende begroting wel resulteert in een begroting met een Economische en Monetaire Unie (EMU) -tekort. In de afgelopen jaren hebben wij (met uitzondering van het jaar 2014 en 2016) vooral door de inzet van onze reserves, de referentiewaarde van EMU overschreden. Wij verwachten met het realiseren van de lopende investeringsagenda dat wij de komende jaren de referentiewaarde overschrijden. De forste investeringen in bijvoorbeeld de N340 en de Ontwikkelopgave worden gedekt uit de Reserves en hebben daarmee een negatief effect op het EMU saldo. De tekortnorm voor de decentrale overheden voor de nieuwe kabinetsperiode is nog niet bekend en vormt een punt van aandacht en lobby bij de nieuwe kabinetsformatie. Van belang is dat minister Dijsselbloem heeft toegezegd dat als de norm knelt, daarover kan worden gesproken. Onze lobby is er op gericht om deze afspraak voor de komende periode te bestendigen.